top of page

 

 

Paul Ebben

​

Zoals dat gaat met jonge mensen: de een weet precies wat hij worden wil, de ander kampt met meerdere talenten en weet niet te kiezen. Zo verging het ook Paul Ebben (1952), die zowel door artistieke als wetenschappelijke ambities werd geprikkeld en uiteindelijk toch - min of meer uit realiteitszin - tot een studie medicijnen besloot. Dat wilde niet zeggen dat het met de kunst gedaan was. Ook tijdens zijn studie vol- hardde en bekwaamde hij zich in het schilderen; deels als autodidact, deels bij anderen in de leer. Zijn werk ontwikkelde zich vanuit impressionisme via een licht kubisme van een mild expressionisme naar een bedekt luminisme.

​

Ebben is, om nog maar eens een cliché te gebruiken, een 'echte schilder'. Meer dan dat hij ons iets overdrachtelijks duidelijk wil maken, gaat het hem over verf en substantie en over ordening en kleur. Zijn doeken, nagenoeg alle ter plekke gemaakt, getuigen van grote trefzekerheid. Ze ontstaan ook in een even geconcentreerd als royaal gebaar, passend bij zijn aan de impressionisten ontleende ambitie het moment te grijpen, terwijl zijn kordate kleurgebruik meer aansluit bij het expressionisme.

​

Nieuw in zijn werk is de opbouw in lagen van hout of karton, waarmee hij letterlijk de ruimte in zijn schilderijen toelaat. Frappant is dat de sinds de zeventiende eeuw verloren gegane ordonnantie aldus terugkeert in de schilderkunst en de gecompliceerde relatie herstelt tussen de schikking in de illusoire ruimte en die in het platte vlak. En zo toont het werk van Paul Ebben opnieuw de congruentie van de abstracte compositie en de figuratieve ordonnantie en wordt maar weer eens het gelijk van Marcel Proust onderschreven toen deze eens opmerkte dat het niet gaat om nieuwe landschappen, maar om nieuwe ogen ...

​

​

​

bottom of page